Voorkom explosies door vonken van gereedschap in ATEX-zones

Atex

Alleen als een bedrijf heeft vastgesteld dat gereedschap geen explosies kunnen veroorzaken, mogen die in ATEX-zones worden gebruikt. Welke procedures doorloop je om zeker te weten dat een telefoon, zaklamp of slijpmachine bijvoorbeeld geen vonken veroorzaakt?

In 2020 kondigde de Inspectie SZW aan strenger te handhaven op het gebruik van veilig gereedschap in exposieve atmosferen (ATEX). Dat gebeurde nadat de wetgeving met betrekking tot het toe te passen beleid door werkgevers voor werkzaamheden in deze explosieve zones is aangescherpt.

Het risico op explosiegevaar komt het vaakst voor binnen branches zoals de (petro)chemie, de verf-, papier-, voedingsmiddelenindustrie of houtverwerkende bedrijven. Meestal gaat het om werkzaamheden door operators, installateurs, onderhoudsmonteurs en contractor medewerkers aan (proces)installaties en machines.

Elk bedrijf dat gevarenzones als bedoeld in artikel 3.5d, vijfde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (ATEX-zones) heeft op hun terrein, moet in het Veiligheidsbeheerssysteem (VBS) procedures en/of instructies opnemen die regelen dat in ATEX-zone apparatuur pas in gebruik wordt genomen als gebleken is dat aan het gebruik van die apparatuur geen explosiegevaar verbonden is.

Deze procedures en instructies moeten in elk geval de volgende aspecten omvatten:

  • Vrijkomende gassen, dampen, nevels of brandbaar stof die explosiegevaar kunnen doen ontstaan, worden op passende wijze afgevoerd en onschadelijk gemaakt.
  • Indien een explosieve atmosfeer meerdere soorten ontvlambare of brandbare gassen, dampen, nevels of stoffen bevat, wordt bij de veiligheidsmaatregelen uitgegaan van het grootste mogelijke risico.
  • Installaties, apparaten, beveiligingssystemen en het installatiemateriaal, worden, met inachtneming van het hiernavolgende, slechts in gebruik genomen indien is gebleken dat aan het gebruik ervan geen explosiegevaar is verbonden.
    Dit geldt ook voor arbeidsmiddelen en verbindingsstukken die geen apparaten en beveiligingssystemen zijn als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016.
    • Apparaten die na 30 juni 2003 in gebruik werden genomen, moeten worden gebruikt overeenkomstig de apparatencategorie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016 en toegepast volgens de navolgende principes:
      1°. gevarenzone 0 of 20: categorie 1-apparatuur;
      2°. gevarenzone 1 of 21: categorie 1- of categorie 2-apparatuur;
      3°. gevarenzone 2 of 22: categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-apparatuur;
    • Tevens moeten hierbij in overeenstemming met de eigenschappen van de brandbare stoffen in de gevarenzone de beperkende voorwaarden zoals gasgroep (materieelgroep) en T-klasse die onderdeel zijn van de CE/EX markering van het apparaat worden opgevolgd.

 

Voor zone-indeling, zie: indeling gevarenzone en keuze elektrische apparatuur 

 

Uitzondering voor tijdelijk gebruik van mobiele apparatuur:

  • Als voor het uitvoeren van (tijdelijke) werkzaamheden in een gevarenzone in de markt geen alternatief passend explosieveilig mobiel apparaat/gereedschap verkrijgbaar is, of de werkzaamheden niet op een alternatief explosieveilige werkwijze kunnen worden uitgevoerd, kan alleen in gevarenzone 2 of 22 worden teruggevallen op de volledige beoordeling van de gevaren in verband met explosieve atmosferen (risicoanalyse) en het treffen van maatregelen die voor de duur van de werkzaamheden een veilige werking garanderen.

Tijdens deze volledige beoordeling moeten in ieder geval de volgende aspecten aan de orde komen:

    • Beoordeling of de werkzaamheden buiten de gevarenzone kunnen plaatsvinden.
    • Beoordeling of alternatieve explosieveilige apparatuur toegepast kan worden
    • Beoordeling of een alternatieve explosieveilige werkwijze mogelijk is.
    • Beoordeel of technische maatregelen van voldoende betrouwbaarheid mogelijk zijn die borgen dat op de plaats van de werkzaamheden geen explosieve atmosfeer kan heersen. Bijvoorbeeld: gevarenbronnen deactiveren, afleiden brandbare stoffen naar een andere locatie, ventilatie, inertiseren, aanpassen/ stabiliseren proces, overdruk met veilig gas op de plaats van werkzaamheden enz.
    • Beoordeling dat aan het gebruik van het niet explosieveilige apparaat in de gevarenzone 2 of 22 geen explosiegevaar is verbonden.


Toelichting: uit de risicoanalyse moet blijken dat het niet explosieveilig apparaat/gereedschap bij het gebruik in samenhang met eigenschappen van de in de gevarenzone 2 of 22 aanwezige brandbare stoffen, geen ontstekingsbron kan zijn. Het gebruik van apparaten die een actieve ontstekingsbron veroorzaken, zoals bijvoorbeeld las- en slijpapparaten, is in geen enkele gevarenzone toegestaan.

 

  • Voor aanvang van de werkzaamheden moeten de noodzakelijke maatregelen die volgen uit de risicoanalyse en die nodig zijn om de werkzaamheden veilig uit te kunnen voeren, zijn getroffen. Deze maatregelen moeten zo dicht mogelijk tegen de (gevaren)bron aan liggen waarbij technische/collectieve maatregelen voor organisatorische maatregelen gaan, conform de arbeidshygiënische strategie van maatregelen voor explosieveiligheid.

 

Toelichting:

    • Deze maatregelen hoeven niet per definitie het gasvrij maken van de fabriek te zijn, maar als uit de beoordeling blijkt dat die werkzaamheden op de specifieke locatie alleen veilig kunnen worden uitgevoerd als de fabriek gasvrij is, dan moet die maatregel toch worden getroffen.
    • De organisatorische maatregel werkvergunning met LEL-meter is de laatste stap in de AH-strategie en als enige maatregel onvoldoende om een veilige werking te borgen.

 

  • De wijze van het vastleggen van de resultaten van de risicoanalyse en de borging van de uitvoering van deze resultaten met inbegrepen de controle van de uitvoering van de maatregelen.

 

Daarnaast heeft de werkgever de plicht om te zorgen dat die apparatuur of beveiligingsmiddelen beschikbaar komen als u weet dat de werkzaamheden met de apparaten waarvoor geen passend explosieveilig apparaat beschikbaar is, meer dan één keer voor zullen komen. U moet dus bij de fabrikant vragen naar de ontwikkeling van deze apparatuur.

 

Wat houdt bovenstaande in?

  • In actieve ATEX-zones moet altijd worden gewerkt CE/EX apparatuur.
  • Als enige uitzondering kan met niet CE/EX apparatuur worden gewerkt als:
    • Is aangetoond dat er een noodzaak is vanuit omgevings-/arbeidsveiligheids- of milieuoogpunt
    • Te gebruiken arbeidsmiddelen niet in CE/EX uitvoering in de markt verkrijgbaar zijn
    • Aanvullende maatregelen worden genomen
    • Bovenstaande is vastgelegd in een TRA
  • Lassen, branden, slijpen en gebruik open vuur is in alle actieve ATEX-zones verboden
    Uitzondering mogelijk? Ja, bij gebruik van bijvoorbeeld een Safehouse.
  • Bij herhalende werkzaamheden moet altijd gekeken worden of CE/EX apparatuur beschikbaar is en/of kan worden gemaakt door leveranciers.

 

Zie ook bijgevoegde afloopschema voor uitleg:

afloopschema_arbeidsmiddelen_in_atex-zone.pdf

 

 

TRA: gebruik gereedschap in ATEX-zones 

Zoekwoorden
ATEX
Gereedschap
Hazardous
Explosies

Procesveiligheid