Grenswaarden voor inert, metaal- en (ultra)fijnstof

Grenswaarden voor inert, metaal- en (ultra)fijnstof
Grenswaarden voor inert, metaal- en (ultra)fijnstof

Bij het vaststellen van een grenswaarde van een stof wordt zoveel mogelijk hetzelfde uitgangspunt gehanteerd. De concentratie mag bij herhaalde blootstelling (8 uur per dag, 5 dagen per week, een arbeidsleven lang) de gezondheid van zowel de werknemers als van hun nageslacht niet benadelen. De gemiddelde concentratie van een stof mag gedurende een werkdag niet hoger zijn dan de grenswaarde -TGG 8 uur (Tijd Gewogen Gemiddelde over 8 uur). Het liefst moet de concentratie zo ver mogelijk onder de grenswaarde blijven.

Grenswaarden zorgen voor een gezonde werkplek. De Arbowet kent nog maar een beperkt aantal wettelijke grenswaarden omdat het lang duurt voordat een wettelijke grenswaarde van stoffen kan worden vastgesteld. Steeds meer wordt daarom gewerkt met zogenaamde private grenswaarden.
 
Achtereenvolgens worden hier besproken:

  • Inert stof
  • Metaalstof
  • (Ultra)fijnstof

Inert stof

Voor inert stof bestonden vroeger twee wettelijke grenswaarden als TTG 8 uur: een voor inhaleerbaar stof 10 mg/m3 en een voor respirabel stof 5 mg/m3. Beide grenswaarden zijn gebaseerd op tijdgewogen gemiddelde van 8 uur (per dag). Deze worden bij gebrek aan nieuwe waardes nog steeds vaak gehanteerd.

Momenteel zijn er nog geen algemeen geldende nieuwe grenswaarden voor respirabel en inhaleerbaar (inert)stof. Onderstaande tabel illustreert dit.  

 

In een artikel gepubliceerd in Occupational Hygiëne vol 57 (in 2013 gepubliceerd bij Oxford University Press namens the British Occupatinal Hygiëne Society) wordt door een aantal specialisten de huidige grenswaarde flink ter discussie gesteld. Zij komen in dit artikel tot een advies van 1 mg/m3 voor respirabel stof en 5 mg/m3 voor inhaleerbaar stof.

Voor meelstof geldt voorlopig een grenswaarde (8 uur) van 1,2 mg/m3 (bron: SER/Gezondheidsraad).

Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er geen consensus is over de normen voor respirabel en inhaleerbaar (inert)stof. Duidelijk is wel dat de oude waarden van 10 een 5 mg/m3 in de huidige opvatting over risico’s van stof als te hoog worden beschouwd.

Voorzichtigheidshalve lijkt het goed om van de waarde 1 mg/m3 voor respirabel stof en 5 mg/m3 voor inhaleerbaar stof uit te gaan. Bij specifieke stoffen horen andere grenswaarden. Zo geldt voor inhaleerbaar hardhoutstof een grenswaarde van 2 mg/m3 (zie ook verder bij metaalstof).

(Ultra)fijnstof

Blootstelling aan ultrafijnstof brengt mogelijk grotere gezondheidsrisico’s met zich mee dan blootstelling aan respirabel en inhaleerbaar stof. Dit omdat ultrafijnstof (deeltjes kleiner dan 0,1 micrometer) zo klein zijn dat het lichaam deze deeltjes minder snel opruimt dan grotere deeltjes. Daardoor blijft het na inademen langer in de longen achter. Ook kan het deeltje door de kleine omvang makkelijker via de longen in het bloed terechtkomen en zo andere organen bereiken.

Er zijn in Nederland geen publieke/wettelijke grenswaarden voor fijnstof.

Toxicologen hanteren voor buitensituaties vaak een waarde van 2,5 µg/m3, de Europese Commissie neemt als grens 10 µg/m3. Voorlopig zal daarom de Amerikaanse PM-2,5 grenswaarde voor buitenlucht van 35 ug/m3 (gemiddeld over één etmaal) worden gehanteerd. Deze waarde van 35 ug/m3 wordt door de WHO voorlopig ook gebruikt (maar als jaargemiddelde).

Er bestaan geen wettelijke normen voor (fijn)stof voor binnensituaties. Uitgegaan wordt van Europese buitenlucht 24-uursnorm van 50 ug/m3 voor PM10-deeltjesgrootte, 40 ug/m3 voor het jaargemiddelde van PM10-deeltjesgrootte en 25 ug/m3 voor PM2,5-deeltjesgrootte.

De kring Binnenmilieu Advies en de kring Luchtfilters van de Vereniging Leveranciers Luchttechnische Apparaten (VLA) heeft samen met TNO binnenrichtwaardes (A, B, C klassen) voor PM2.5 en PM10 vastgesteld. In dit ontwikkelde meetprotocol wordt met drie verschillende klassen gewerkt:

  • Klasse C komt overeen met de jaargemiddelde grenswaarde voor buitenlucht.
  • Klasse A staat gelijk aan het jaargemiddelde WHO (Wereld Gezondheid Organisatie) advies waarde voor buitenlucht.
  • Klasse B is tussen de waarden van A en C gekozen.

De tabel geeft voorlopige waarden, ze kunnen worden herzien als hier aanleiding toe is (bijvoorbeeld wijzigingen in de wettelijke grenswaarden of richtlijnen vanuit gezondheidsperspectief). 

De klasse-indeling geldt in principe per ruimte. 

 

Jaargecorrigeerde concentratie A B C
PM2.5 [μg/m3] < < <
  10 15 25
PM10 [μg/m3]  < < <
  20 30 40

 

Maar feitelijk klopt dit niet en kunnen deze zo niet worden gehanteerd. De waarden voor buiten gelden voor de hele bevolking inclusief de mensen met verminderde weerstand, ouderen, zieken enzovoort. De waarden voor binnen gelden voor de gezonde arbeidzame populatie. Die waarden mogen dus veel hoger zijn dan de buitenwaarden.

Daarbij komt dat in de waarden voor buiten vele verontreinigingsbronnen verdisconteerd zijn: SO2, NO2, uitlaatgassen van het verkeer, roetdeeltjes, stofdeeltjes van het verkeer, organisch materiaal van planten, bomen, endotoxines, verdroogde uitwerpselen van katten en honden, en ga maar zo door.

De samenstelling van het stof binnen is heel anders dan de samenstelling van stof buiten. Binnen is de lucht veelal veel schoner. Dit omdat het om ruimtes binnen gaat die minder direct aan de bronnen buiten zijn blootgesteld (dus lagere concentraties van die buitenstoffen bevatten). De normen voor binnenlucht mogen dan dus veel hoger zijn dan de normen voor de (vieze) buitenlucht. Dit is zeker het geval voor kantoorsituaties. In fabriekssituaties kan dit anders liggen, maar daar gaat het vaak om specifieke stoffen waarvoor aparte grenswaardes gelden. Alle stofnormen zijn overigens geen normen maar vuistregels.

Als de lucht via een luchtbehandelingsinstallatie wordt toegevoerd, zitten daar filtersystemen op, waardoor de lucht gezuiverd wordt van de stofdeeltjes van buiten. Hierdoor is de lucht binnen relatief veel minder vuil dan die buiten. De externe micrometernormen toepassen op binnenluchtomstandigheden is dus niet te verdedigen.

Het zou trouwens merkwaardig zijn om die 10-50 micrometernormen te hanteren voor stof in arbeidssituaties. Die zouden dan even hoog zijn of zelfs veel lager liggen dan de grenswaarden voor specifieke zeer schadelijke stoffen zoals kwarts, chroom 6 en bepaalde zware metalen (zie de tabel met grenswaarden hieronder).

Alle stofnormen zijn overigens geen normen maar vuistregels.

Metaalstof

Bij metaalstof passen aparte grenswaardes (afhankelijk van het soort metaal). In onderstaande tabel zijn enkele voorbeelden gegeven. TGG 8 uur betekent het tijdgewogen gemiddelde over 8 uur. TGG 15 min betekent tijdgewogen gemiddelde over 15 minuten. ‘Ind.’ betekent indicatieve grenswaarde.

 

IJzer

Van ijzer is geen grenswaarde bekend. Vergelijkbaar is norm voor ijzeroxide genomen. In Nederland is daar geen grenswaarde van toepassing. In het buitenland gelden waarden van 3 mg/m3 (Zwitserland), 5 mg/m3 (Engeland),tot 10 mg/m3 (Frankrijk en Oostenrijk).

Ook kan van de waarde van lasrook worden uitgegaan (1 mg/m3).

Siliciumdioxide (kwarts)

Kwarts kan mogelijk bindweefsel in de longen veroorzaken en wordt beschouwd als kankerverwekkend. Als grenswaarde voor kwarts geldt 0,075 mg/m3.

Dieselmotorenemissie

Een grenswaarde voor DME is in Nederland nog niet vastgelegd. Door het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) in Utrecht is een verbodsniveau van 50 µg/m3 voor elementair koolstof en een streefwaarde van 0,16 µg/m3 elementair koolstof vastgesteld. De achtergrondconcentratie aan elementair koolstof bedraagt in Nederland ca. 2-3 µg/m3.

Zoekwoorden
gevaarlijke stoffen
Ultrafijnstof
Metaalstof
Inert stof

Gevaarlijke stoffen