Klimaat in werkruimten

De meeste mensen verrichten hun werkzaamheden binnenshuis, zoals in fabrieken, kantoren, scholen en ziekenhuizen. Het binnenklimaat is van wezenlijk belang voor gezondheid en welzijn. Er zijn veel aspecten die in hun samenhang bepalen of er sprake is van een gezond en prettig binnenklimaat.

Het binnenklimaat kent een aantal aspecten:

  • kwaliteit van de lucht (luchtverversing, mate van verontreiniging);
  • behaaglijkheid (bepaald door onder andere temperatuur en luchtsnelheid);
  • warmte- en koudebelasting (temperatuur in combinatie met de fysieke zwaarte van het werk).

In de onderstaande paragrafen worden deze aspecten op een algemeen niveau uitgewerkt. 

 

Risico’s

Een ongezond binnenklimaat veroorzaakt risico’s op de gebieden veiligheid, gezondheid en welzijn.

 

Een slechte luchtkwaliteit veroorzaakt vaak hinder, als gevolg van geur, het ervaren van ‘een bedompte atmosfeer’ of ‘droge lucht’ of stofdeeltjes. Daarnaast kunnen ook gezondheidsklachten ontstaan, zoals hoofdpijn, prikkelende ogen, hoesten of effecten als gevolg van specifieke chemische verontreinigingen (bijvoorbeeld lasrook of verfdampen).

 

Een onbehaaglijke omgeving veroorzaakt comfortklachten. Het vermindert het werkplezier en de motivatie en daarmee ook de productiviteit. Ook kan het leiden tot verminderde oplettendheid, waardoor de kans op fouten en de onveiligheid toenemen.

 

Warmte- en koudebelasting tot slot veroorzaken een direct veiligheids- en gezondheidsrisico als gevolg van oververhitting of onderkoeling. De gevolgen hiervan kunnen zeer ernstig en zelfs fataal zijn.

 

Achtergrond en maatregelen

Wat zijn de achtergronden van luchtkwaliteit, behaaglijkheid en warmte- en koudebelasting? Hoe bepaal je of er problemen zijn, en wat zijn algemene aandachtspunten? Per onderwerp gaan we hier wat dieper op in.

 

Kwaliteit van de lucht

Waar mensen werken, raakt de lucht verontreinigd. Dit komt alleen al door onze eigen aanwezigheid: we ademen zuurstof in en CO2 en waterdamp uit, we zweten en veroorzaken stof. Daarnaast kunnen er door onze werkzaamheden stoffen in de lucht raken. Om deze verontreinigingen op een acceptabel niveau te houden moet de lucht voldoende worden ververst. Is de luchtverversing onvoldoende, dan kunnen er klachten ontstaan.

 

In de kantooromgeving is meestal sprake van veel mensen op een beperkt oppervlak. De aanwezigheid van al deze mensen is daar een belangrijke bron van verontreiniging. Voor een gezonde werkplek moet minimaal 35 m3 per uur aan verse (buiten)lucht worden aangevoerd. Het CO2-gehalte op de werkplek is eenvoudig te meten en een goede indicator voor voldoende luchtverversing. Bij voldoende aanvoer van verse lucht wordt het CO2-gehalte niet hoger dan 1000 ppm (parts per million).

 

In de industriële omgeving is meestal sprake van grote ruimten met een beperkt aantal mensen. Hier zijn het vooral de werkzaamheden die de luchtkwaliteit bepalen. De ventilatie wordt afgestemd op de afvoer van verontreinigingen die bij de werkzaamheden ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan lasrook, verfdampen en stof. Hoeveel ventilatie er nodig is, verschilt per situatie. Wel is er een aantal richtlijnen te geven:

  • de ventilatie moet zodanig zijn dat de concentraties stof en schadelijke stoffen in de lucht de wettelijke grenswaarden niet overschrijden. Bij afwezigheid van wettelijke grenswaarden wordt de arbocatalogus geraadpleegd of een bedrijfsnorm opgesteld;
  • ventilatie is daarnaast gericht op het voorkomen van hinder door bijvoorbeeld geur of stof;
  • ventilatie aan de bron heeft de voorkeur boven ruimteventilatie.

Comfort en behaaglijkheid

Of de werkomgeving als prettig en comfortabel wordt ervaren, hangt af van factoren als:

  • de (ervaren) kwaliteit van de lucht;
  • de (ervaren) temperatuur;
  • niet-klimaatgebonden factoren als werkplekinrichting, uitzicht, verlichting en geluid.

​In een kantooromgeving is het comfort één van de belangrijkste aandachtspunten binnen de arbeidsomstandigheden. In een industriële omgeving wordt de ervaren luchtkwaliteit veelal bepaald door zaken als geurhinder en de zichtbare aanwezigheid van stof, rook en (water)damp. De ervaren luchtkwaliteit is dus iets anders dan de aan- of afwezigheid van schadelijke stoffen in de lucht. Er kan sprake zijn van stof of stank, terwijl er geen gezondheidskundige grenswaarden worden overschreden. Omgekeerd kan de atmosfeer als aangenaam worden ervaren, terwijl er toch gezondheidsrisico’s zijn. De ervaren temperatuur is eveneens iets anders dan de gemeten luchttemperatuur. Of de temperatuur als warm of koud wordt ervaren, hangt af van de combinatie van:

  • de luchttemperatuur;
  • de stralingstemperatuur, ofwel de aanwezigheid van warme of koude oppervlakken;
  • de luchtvochtigheid (hoge luchtvochtigheid bemoeilijkt zweten, het lijkt warmer te zijn);
  • de luchtsnelheid (tocht);
  • het type werk dat wordt verricht (fysiek zwaar werk vraagt om een koelere omgeving);
  • het type kleding dat wordt gedragen (een overall is warmer dan kantoorkleding);
  • persoonlijke factoren (de een vindt het warm, terwijl een ander het nog koel vindt).

Een eenvoudige manier om te bepalen of het klimaat comfortabel is, is simpelweg navraag te doen bij de werknemer. Comfort heeft immers alles te maken met persoonlijke ervaring, dus een vragenlijst geeft misschien wel het beste beeld. Bedenk wel dat een 100% tevredenheid niet mogelijk is, in verband met de genoemde individuele verschillen. Streef naar een situatie waarin 90% van de medewerkers het niet te warm of te koud vindt.

 

Bij klachten over het comfort kunnen metingen worden uitgevoerd om te achterhalen wat de oorzaak kan zijn. Alle fysieke grootheden (temperaturen, luchtvochtigheid, luchtsnelheid enz.) kunnen worden gemeten. Ook kan gericht onderzoek plaatsvinden naar de concentraties verontreinigingen.

 

Bij de interpretatie van het klimaatonderzoek wordt ook rekening gehouden met de niet-klimaatgebonden factoren en het type werkzaamheden dat wordt verricht. Het is immers het totaal aan factoren dat gezamenlijk bepaalt hoe de werksituatie wordt beleefd.

 

Warmte- en koudebelasting

Bij warmte- en koudebelasting denken we aan situaties waarin de werkomstandigheden kunnen leiden tot opwarming of afkoeling van het lichaam. Voor de gezondheid is het onwenselijk dat de lichaamstemperatuur (uitgaand van 37°C) met meer dan één graad toe- of afneemt.

De thermische belasting wordt niet alleen bepaald door de omgevingstemperatuur, maar door de combinatie van:

  • de thermische omgeving (luchttemperatuur, stralingstemperatuur, luchtsnelheid, luchtvochtigheid);
  • het type werk dat wordt verricht (het fysieke inspanningsniveau: extra opwarming bij zwaar werk en afkoeling bij niet-inspannend werk en sterk zweten);
  • het type kleding dat wordt gedragen (een overall is warmer dan kantoorkleding);
  • de mate van acclimatisatie (iemand die aan hoge temperatuur gewend is kan meer verdragen).

Al naar gelang deze omstandigheden resulteren in opwarming of afkoeling spreken we van warmtebelasting of van koudebelasting.

 

Warmtebelasting

Voorbeelden van werkzaamheden met warmtebelasting zijn:

  • werkzaamheden in hete industrietakken, zoals de glasproductie en ijzergieterijen;
  • werkzaamheden in hete ruimten: ketelhuizen, machinekamers, opslagtanks;
  • werkzaamheden bij gematigde temperatuur, maar met isolerende kleding: asbestsanering, tank cleaning.

De belangrijkste risico’s bij warmtebelasting zijn (in oplopende ernst):

  • warmteuitslag (rode blaasjes als gevolg van langdurig vochtige huid);
  • hitte-uitputting (bleek, duizelig, misselijk);
  • hitteberoerte (bleek, duizelig, misselijk, verwardheid, hete huid, onwel worden).

Door middel van meten of berekenen is vast te stellen of er sprake is van warmtebelasting.

Is er sprake van warmtebelasting, dan kunnen onder andere de volgende maatregelen getroffen worden:

  • plaats warmte- of vochtproducerende machines zoveel mogelijk in aparte ruimten;
  • zorg voor ventilatie (afzuiging) bij warmtebronnen om de warmte af te voeren;
  • bij binnenomstandigheden kan de verdamping van zweet worden bevorderd door verhoogde luchtsnelheid (ventilatie, ventilatoren);
  • ventileer werkruimten in de nacht om de afkoeling te bevorderen;
  • maak bij een hoge stralingsintensiteit gebruik van schermen; als het product zichtbaar moet blijven (bijvoorbeeld gesmolten staal) kunnen gedeeltelijk verzilverde doorkijkschermen worden gebruikt;
  • voorkom te sterke afkoeling na de warme werkzaamheden;
  • pas het werktempo aan om piekbelasting te vermijden; hou voldoende pauzes tussen de werkzaamheden door;
  • verstrek in ruime mate water;
  • zorg dat niet-geacclimatiseerde medewerkers (bijvoorbeeld nieuwkomers of na ziekte/vakantie) minder zwaar worden belast;
  • wanneer de nabijheid bij zeer hete bronnen vereist is, kan speciale reflecterende kleding worden ingezet; doe dit alleen als er geen andere oplossing is, omdat deze kleding geen waterdamp doorlaat en daardoor zelf ook belastend is;
  • als extreme warmtebelasting niet te vermijden is, leer medewerkers om de gezondheidseffecten hiervan tijdig te herkennen; een getrainde toezichthoudende medewerker in een ploeg is aan te bevelen.

Koudebelasting

Voorbeelden van werkzaamheden met koudebelasting zijn:

  • natte werkzaamheden in koele ruimten: voedingsmiddelenindustrie, vlees- en visverwerking;
  • werkzaamheden in koel- en vrieshuizen;
  • werkzaamheden buiten, bijvoorbeeld in de landbouw en visserij.

De belangrijkste risico’s bij koudebelasting zijn (in oplopende ernst):

  • plaatselijke onderkoeling (lokaal verminderde motoriek en sensoriek,vooral in de handen);
  • algehele onderkoeling (afnemend bewustzijn, in extreme situaties een onregelmatige hartslag);
  • bevriezing (lokale bevriezingsverschijnselen, met name vingers en tenen).

Door middel van meten of berekenen is vast te stellen of er sprake is van koudebelasting.

Is er sprake van koudebelasting, dan kunnen onder andere de volgende maatregelen getroffen worden:

  • neem indien mogelijk de koude weg of zorg dat mensen de koude omgeving niet hoeven te betreden;
  • bij een combinatie van koude en nat werk: biedt beschutting, voorkom dat mensen nat worden;
  • bij koud en intensief werk: voorkom zweten (vermijd piekarbeid), zorg voor ademende kleding om het vocht af te voeren;
  • bied beschutting tegen wind; bij buitenwerk: door een tent of schutting; bij binnenwerk: voorkom dat de (koel)ventilatie overmatig tocht veroorzaakt;
  • maak gebruik van vervoermiddelen (heftrucks e.a.) met een verwarmde, gesloten cabine;
  • voorzie metalen gereedschappen van isolatie om bevriezing van vingers te voorkomen.

Wettelijk kader

 

Kwaliteit van de lucht

  • Arbobesluit, art. 4.2, Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie
  • Arbobesluit art. 4.4, Arbeidshygiënische strategie
  • Arbobesluit art. 4.87, Voorkomen of beperken van de blootstelling
  • Arbobesluit art. 6.2, Luchtverversing
  • Beleidsregel 6.2, Luchtverversing
  • Bouwbesluit, afd. 3.6, Wering van vocht van buiten
  • Bouwbesluit, afd. 3.7, Wering van vocht van binnen
  • Bouwbesluit, afd. 3.10, Luchtverversing van een verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte
  • Bouwbesluit, afd. 3.11, Spuivoorziening
  • Bouwbesluit, afd. 3.12, Luchtverversing van overige ruimten
  • Bouwbesluit, afd. 3.15, Beperking van de toepassing van schadelijke materialen
  • Bouwbesluit, afd. 3.16, Beperking van het kunnen binnendringen van uit de grond afkomstige stoffen of straling

Comfort en behaaglijkheid

  • Arbobesluit, art. 6.1, Binnen- en buitenklimaat
  • Bouwbesluit, afd. 5.1, Thermische isolatie
  • Bouwbesluit,afd. 5.2, Beperking van luchtdoorlatendheid

Warmte- en koudebelasting

  • Arbowet, art. 5, Inventarisatie en evaluatie van risico’s
  • Arbobesluit,art. 6.1, Temperatuur
  • Beleidsregel 6.1, Temperatuur
  • Beleidsregel 7.9, Voorkoming aanraking arbeidsmiddelen met zeer hoge of zeer lage temperatuur

 

 

Zoekwoorden
binnenklimaat
luchtkwaliteit
warmtebelasting
koudebelasting

Fysische factoren