Besteed aandacht aan risico's van derden

In een bedrijf zijn, naast eigen personeelsleden, vaak medewerkers van andere bedrijven (contractors), zelfstandigen (zzp-ers) en stagiaires werkzaam. Bij sommige typen bedrijven zijn er binnen de poorten van het bedrijf grote groepen derden in de vorm van leerlingen (in onderwijsinstellingen) of patiënten (in ziekenhuizen en andere zorginstellingen) aanwezig. Derden kunnen voor zichzelf een (veiligheids)risico betekenen, maar kunnen ook risico’s voor het eigen personeel opleveren.

Uit ongevalsstatistieken blijkt dat bij derden een relatief groot aantal incidenten plaatsvindt. Zoals gesteld kunnen deze ook implicaties hebben voor de veiligheid van het eigen personeel. Immers, door onveilige gedragingen van derden kan ook het eigen personeel in gevaar komen, bijvoorbeeld wanneer een derde zijn werkgebied niet afzet en het eigen personeel er doorheen of er onderdoor loopt.

Hoe kan nu worden geborgd dat deze derden veilig werken, zowel voor zichzelf als voor het personeel van het inlenende bedrijf?

Daartoe bestaan verschillende mogelijkheden.

  • Bij de selectie van contractors kan al door het inlenende bedrijf worden gekeken hoe de veiligheidsprestaties van de contractors zijn, hoe hoog het ingehuurde bedrijf op de zogenoemde veiligheidscultuurladder staat. Dit kan door bij dat bedrijf gegevens op te vragen over ongevallen, de ongevalsmeldingen, het aantal veiligheidsinspecties, het ziekteverzuim, hoe de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van veiligheid daar geregeld zijn, hoe aan scholing en voorlichting op het gebied van veiligheid wordt gedaan, haar risico-inventarisatie, enzovoort.
  • Voor klussen door derden kan het systeem van VCA worden gehanteerd, al moet hier ook weer niet een te grote waarde aan worden gehecht. Het is slechts een beperkte basistraining. De vraag is wat van die training na enkele jaren is blijven hangen tot de herhalingstraining na 10 jaar wordt gevolgd. Veel belangrijker is wellicht de dagelijkse attitude, voorlichting en toezicht.
  • Voor de meer risicovolle klussen kan worden gewerkt met een werkvergunningen-systeem (PTW; permits to work). Dit systeem moet echter geen papieren exercitie zijn, maar juist zeer operationeel zijn voorzien van toolboxen en toezicht vanuit de opdrachtgever. Daarbij moet er dan wel voor worden gewaakt dat de opdrachtgever deze opdrachtnemer niet ‘onder zijn gezag’ laat werken, want dan wordt de opdrachtgever een werkgever in de zin van artikel 1 van de Arbowet.
  • Bij veel, meestal industriële, bedrijven wordt gewerkt met poortinstructies. Iedereen die binnen het bedrijf werkzaamheden komt uitvoeren, moet eerst de poortinstructies (veelal een film plus documentatie) volgen, soms gevolgd door een inhoudelijke toets. Dat laatste om te verifiëren of de ‘derde’ de boodschap goed heeft begrepen. Op die toets moet voldoende gescoord worden, anders moet men de instructie opnieuw volgen (en wederom een toets doen). Zonder zo’n toetsing heeft een poortinstructie veel minder waarde.
  • Vervolgens krijgt de betreffende persoon een toegangsbewijs en geldt de ontvangen instructie voor een bepaalde termijn, bijvoorbeeld 1-2 jaar. Daarna moet opnieuw de poortinstructie worden gevolgd (plus toets). Deze instructies zijn veelal echter van redelijk algemene aard en vaak ontoereikend voor de specifieke werkplek.
  • Voordat met een nieuwe klus wordt begonnen kan op de werkplek een LMRA worden gehouden: een laatste minuut-risicoanalyse. Alleen als die op orde wordt bevonden, kan met de klus worden begonnen. Ook hier geldt weer dat dit alleen dan meerwaarde heeft wanneer dit serieus wordt gedaan en met name wanneer de leiding laat zien hier waarde aan te hechten en er daden aan verbindt.

Bij bepaalde ingehuurde bedrijven en gedetacheerden kan de situatie zo zijn, dat zij binnen het inlenende bedrijf niet door dat bedrijf worden aangestuurd, maar door leidinggevenden van hun eigen organisatie. Deze zorgen voor de dagelijkse aansturing, de voorlichting en houden ook toezicht. Als dat het geval is, dan behoort de zorg voor goede werkomstandigheden ook bij die leidinggevenden en niet bij het inlenende bedrijf. Wel geldt hierbij dat als materialen, machines en installaties van het inlenende bedrijf worden gebuikt, dit bedrijf wel verantwoordelijk is dat ze veilig zijn en goed worden onderhouden.

Niet te strikt
Soms kan veiligheid zichzelf in de staart bijten wanneer te strikt aan toegangsinstructies en andere voorwaarden voor derden wordt vastgehouden. Recent deed zich het geval voor dat een kleine filmploeg (twee personen) binnen een bedrijf een dagdeel kwam filmen. De betreffende filmploeg zou zwaar begeleid door en onder permanent toezicht van het personeel van het bedrijf op enkele locaties gaan filmen en geen seconde alleen worden gelaten. Niettemin werd door de centrale SHE-afdeling de filmploeg verplicht eerst een poortinstructie van circa 45 minuten plus toets te volgen en vervolgens ook een werkvergunning aan te vragen. Het management greep in en overrulede de SHE-afdeling. Door de regels te strak te hanteren en geen enkele ruimte te laten om in bijzondere omstandigheden voor derden van de regels af te wijken, kan streven naar veiligheid zijn doel voorbij schieten. Erger nog: het management kan daardoor zelfs een allergie gaan ontwikkelen tegen veiligheid en dat kan nooit de bedoeling zijn. Conclusie: maatregelen voor derden moeten proportioneel moeten zijn zowel qua grootte als qua specificiteit in relatie tot de risico’s.

Uitzendkrachten en stagiaires
Iets anders is het als gewerkt wordt met uitzendkrachten en leerlingen van scholen. Voorafgaand aan het plaatsen van uitzendkrachten en leerlingen/stagiaires moet het inlenende bedrijf aan de hand van de risico-inventarisatie en -evaluatie de werkplekken waar deze stagiaires komen te werken op risico’s onderzoeken. Op basis daarvan moet het inlenende bedrijf doelgerichte voorlichting en instructie gegeven aan uitzendkrachten en stagiaires. Bij uitzendkrachten moet het inlenende bedrijf de RI&E toesturen naar het uitzendbureau.

Desondanks zijn er vaak onduidelijke afspraken tussen uitzendbureau en inlenend bedrijf over wie er voor de veiligheidsinstructies zorgt. Zo kan het voorkomen dat het uitzendbureau dit op zich neemt, en in zeer algemene termen iets vertelt over veiligheid in de zin van wat te doen bij brand en dergelijke, maar niet ingaat op de specifieke werkplekrisico’s. Het inlenende bedrijf gaat er dan ten onrechte van uit dat de uitzendkrachten al goede voorlichting en instructies over veiligheidszaken betreffende de werkplek hebben gekregen. Als er dan een ongeval plaatsvindt zal de I-SZW het inlenende bedrijf aanspreken.

Bedrijven zijn ook verantwoordelijk voor de veiligheid en gezondheid van stagiaires. Als de veiligheids- en gezondheidsaspecten niet op orde zijn, zou de school zijn leerlingen bij dat bedrijf geen stage moeten laten lopen. De school zou aan het inlenende bedrijf om een RI&E kunnen vragen. In de dagelijkse praktijk gebeurt het echter nog wel eens dat de leerlingen dan toch worden geplaatst, omdat de school geen vuist durft te maken voor veilige werkplekken uit angst het bedrijf als stagebedrijf kwijt te raken.

Zoekwoorden
derden

Arbeidsplaatsen