Opslag gevaarlijke stoffen buiten bedrijfsgebouw

Opslag gevaarlijke stoffen buiten bedrijfsgebouw

Voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen buiten een bedrijfsgebouw gelden andere regels dan voor de opslag van gevaarlijke stoffen binnen een bedrijfsgebouw. Onder ‘buiten een bedrijfsgebouw’ wordt opslag verstaan in een apart magazijn aanpalend of los van het bedrijfsgebouw.

Dit artikel is gebaseerd op de editie van PGS15 van december 2012. Dat betekent dat alle bedrijven die nog een vergunning hebben vanaf die tijd (maar vóór september 2016) hebben met deze versie van dec 2012 te maken.

Bedrijven met een vergunning van ná september 2016 hebben met de nieuwe versie van de PGS 15 richtlijn te maken. Elders op deze site staat een samenvatting van die nieuwe versie.

Voor informatie over opslag van verpakte gevaarlijke stoffen binnen een bedrijfsgebouw, lees artikel Gevaarlijke stoffen binnen opslaan.

B. Opslag in een apart magazijn aanpalend aan of los van het bedrijfsgebouw.
Deze opslagen zijn bedoeld voor grotere hoeveelheden (> 10.000 kg) gevaarlijke stoffen en voor meer dan 1.000 kg van zeer giftige stoffen (klasse 6.1) VP I en stoffen klasse 8 VP I met aanvullend etiket 6.1.

Het belangrijkste verschil van deze aparte opslagen met die in het bedrijfsgebouw (optie A) is dat veelal niet kan worden volstaan met de standaard bouwkundige voorzieningen (brandwerendheid), maar dat verdergaande voorzieningen vereist kunnen zijn met betrekking tot de maximale groottes van de opslagen, bepaalde ‘vakgroottes’, brandbestrijding, opvang van product en bluswater en aanvullende organisatorische maatregelen.

Beschermingsniveaus
Bij deze aparte opslagen wordt gekeken welk zogenaamd beschermingsniveau van toepassing is. Deze beschermingsniveau’s (BN) kenmerken zich als volgt.

BN1 - Preventieve maatregelen en een doelmatige branddetectie en een blussing die in zeer korte tijd (semi-) automatisch wordt ingezet.

BN2 - Als 1, echter de blusactie hoeft niet automatisch te worden ingezet.

BN3 - Kans op omvangrijke brand is gering. Daarom geen verdergaande eis met betrekking tot brandpreventie en bluswateromvang. Volstaan kan worden met preventieve maatregelen zoals bij 1 en 2.

BN2 kan dus worden beschouwd als het resterende hoogste risicovolle niveau van de genoemde drie niveaus. Immers bij BN1 zijn de risico’s gereduceerd door de automatische blusinstallatie en bij BN3 is er nauwelijks kans op een omvangrijke brand en is er daardoor slechts een laag risico.

Bij beschermingsniveau 2 (BN2) worden daarom strengere eisen gesteld aan de omvang van de ‘lekbak’ voor  productopvang en bluswater. Veelal bedraagt die dan 10 of 100% van de aanwezige vloeistoffen in de hele opslag (afhankelijk van het vlampunt) in plaats van 10% van de hoeveelheid in het grootste vak zoals bij BN1 en BN3. Vakken zijn delen van het magazijn die van elkaar gescheiden zijn door een gangpad van minimaal 3,5 meter of een scheidingsconstructie met een brandwerendheid van minimaal 30 minuten.

Terwijl voor BN1 en BN3 de gebruikelijke maximale groottes gelden van de hele opslag (maximaal 2.500 m2), met maximale brandcompartimenten van 1000 m2 en vakgroottes van 300 m2, kunnen deze, afhankelijk van de totale hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen in de BN2 opslag en afhankelijk van het soort emballage (metaal of kunststof) veel kleiner zijn. Dit wordt in onderstaande tabel aangegeven,

Maximaal toegestaan oppervlak in m2 van de opslagvoorziening bij beschermingsniveau 2

Hoeveelheid brandbare stof

Niet-metaal verpakking

Vakgrootte max.100 m2

Wel-metaal verpakking

Vakgrootte max.300 m2

 

 

   ≤ 2.500 kg

 

   > 2.500 kg

 ≤ 60 0C         > 60 0C

 

 1.500            1.500

 

   800               800

 ≤ 60 0C         > 60 0C

 

 1.500            2.500

 

   800            1.500

Zo geldt dat voor brandbare vloeistoffen met een vlampunt lager dan 600C in een hoeveelheid boven de 2.500 kg in kunststofverpakking de opslag maximaal 800 m2 mag zijn en de vakgroottes daarbinnen maximaal 100 m2.

Om te voorkomen dat voor een beperkte hoeveelheid gevaarlijke stoffen toch al zware maatregelen volgens een beschermingsniveau worden genomen, zijn drempelwaarden of grenswaarden gedefinieerd waaronder dat niet hoeft.

Pas als vastgesteld is dat de voorraden groter zijn dan die grenswaarden, dan wordt het beschermingsniveau bepaald aan de hand van de volgende tabel.

Vereiste beschermingsniveaus 

Hierbij geldt dat van de twee cijfers met een slash het eerste getal het beschermingsniveau aangeeft voor stoffen in een niet-metalen verpakking en het tweede getal het beschermingsniveau aangeeft voor stoffen in wel-metalen verpakking. Door de metalen verpakking geldt in het algemeen dat een lager beschermingsniveau voldoende is omdat de metalen verpakkingen in tegenstelling tot kunststofverpakkingen langer tegen brand kunnen en minder gauw de inhoud vrijgeven.

Voor de aparte opslaggebouwen geldt dat deze qua materiaal van wanden, gevels en dak een bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) moeten hebben. Deze moet minimaal 60 minuten zijn. Als echter de opslag met de gevaarlijke stoffen tussen de 5 en 10 meter van andere gebouwen of de terreingrens afligt, hoeft de WBDBO slechts 30 minuten te bedragen. Ligt de opslag met de gevaarlijke stoffen verder weg dan 10 meter van andere gebouwen of de terreingrens dan geldt geen WBDBO-eis. Wel moet het bouwkundig materiaal niet zelf kunnen branden.

In sommige gevallen kan een keuze gemaakt worden tussen beschermingsniveau 1 en 2. Daarbij kunnen verschillende afwegingen worden gemaakt. Kiezen voor beschermingsniveau 1 betekent een hoge investering in de automatische blusinstallatie met jaarlijkse hoge certificatiekosten. Daar staat tegenover een groter magazijn, grotere vakgroottes en slechts een beperkte bluswater- en productopvangcapaciteit. Ook kunnen vloeistoffen zowel in metalen als niet-metalen verpakkingen worden opgeslagen.

Bij de keuze voor beschermingsniveau 2 vervallen de hoge kosten voor de automatische blusinstallatie (en de jaarlijkse certificatiekosten daarvan), maar gelden striktere eisen ten aanzien van de grootte van het magazijn, de vakken en de bluswater- en productopvangcapaciteit. Dat geeft dan veel meer beperkingen dan bij BN1.

Algemene eisen opslag gevaarlijke stoffen
Verder gelden er enkele aanvullende algemene eisen voor alle opslagen.

Vakbekwaamheid
Indien in een inrichting > 2.500 kg gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen, moet een voldoende vakbekwaam personeelslid aanwezig zijn. Vakbekwaamheid moet aantoonbaar zijn. De vakkennis moet specifiek toegespitst zijn op de in de opslag aanwezige stoffen.

Aftap- en overtapwerkzaamheden
Aftap- en overtapwerkzaamheden zijn in opslagruimtes niet toegestaan. Dit omdat daarbij elektrostatische oplading kan optreden die samen met de vrijkomende dampen tot ontsteking (en explosies) kan leiden. Bovendien is de ventilatie en de explosieveiligheid van veel opslagen daarop niet berekend. Een gouden regel is: opslag en activiteiten scheiden. Een uitzondering hierop vormen het nemen van monsters en het gieten van stoffen om lekkages te bestrijden.

Journaal en registratie
Indien in een inrichting > 2.500 kg gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen, moet van de aanwezige stoffen een actueel journaal worden bijgehouden. Dit journaal moet toegankelijk zijn voor hulpverlenende diensten. Dit journaal kan voor bedrijven met een redelijk constante voorraad vervangen worden door een éénmalige lijst (bijvoorbeeld uit de vergunning). Overigens geldt de verplichting om van de aanwezige gevaarlijke stoffen een registratie bij te houden ook al volgens het Arbobesluit.

Handhaving
Handhaving is toegewezen aan twee instanties het bevoegd gezag voor de milieuwetgeving (Wabo) en de inspectie SZW (voorheen arbeidsinspectie). Per artikel in de PGS15 is aangegeven wie voor dat betreffende artikel de handhavende instantie is.

Intern noodplan
Een intern noodplan is verplicht indien:

- > 10.000 kg gevaarlijke of CMR stoffen,
- > 1.000 kg zeer giftige stoffen (klasse 6.1, verpakkingsgroep I),
-  of gasflessen met een giftig/bijtende of giftige inhoud met totale waterinhoud van meer dan 250 liter aanwezig zijn in de opslag. Minimaal 1 x per 3 jaar moet het intern noodplan worden geëvalueerd, uitgetest en eventueel worden bijgesteld.

Overigens merkwaardig om pas een noodplan verplicht te stellen bij hoeveelheden boven de 10.000 kg. Volgens de Arbowetgeving moet ieder bedrijf toch al een intern noodplan te hebben, ongeacht de hoeveelheid of zelfs de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen.

Explosieveiligheid
Deze dient conform de Arbowetgeving te worden beoordeeld. Daarvoor kan de NPR7910 worden gebruikt. UN-gekeurde verpakkingen voor brandbare stoffen in PGS15-opslagvoorzieningen hoeven niet als secundaire gevarenbron te worden beschouwd. In opslagruimten met uitsluitend opslag van brandbare stoffen in dergelijke UN-gekeurde verpakkingen zijn daarom geen maatregelen nodig ter beperking van het explosiegevaar. Anders ligt dit wanneer verpakkingen die geopend zijn om de inhoud te gebruiken in de procesvoering, daarna deels gevuld weer zijn teruggeplaatst in de opslag. Die moeten dan wel als gevarenbron worden beschouwd. Dan kunnen zonering en aanvullende maatregelen daar wel vereist zijn.

Ventilatie
Hiervoor geldt grotendeels hetzelfde als voor explosieveiligheid. Moet per situatie beoordeeld worden .

Diverse zaken als: kwaliteit van vloeren, stellingen, voorkomen van verontreinigd regenwater, veiligheidssignalering, toegangsdeuren en vluchtroutes, noodverlichting, verwarming bedrijfshulpverlening en dergelijke.

Onverenigbare combinaties
In een aparte tabel in PGS15 is aangegeven welke combinaties van gevaarlijke stoffen in de opslag niet gewenst zijn. Van die tabel kan gemotiveerd worden afgeweken op basis van veiligheidsinformatiebladen of bij lagere concentraties van de stoffen waardoor er geen buitensporige warmte-ontwikkeling kan optreden.

Algemeen geldt dat verpakte gevaarlijke stoffen en CMR-stoffen die met elkaar gevaarlijke reacties kunnen aangaan waarbij sterke verhoging van temperatuur (exotherm) of druk optreedt of waarbij gassen kunnen ontstaan die giftiger of brandbaarder zijn dan op grond van de eigenschappen van de gevaarlijkste stof van de opgeslagen stoffen is te verwachten, gescheiden van elkaar moeten worden opgeslagen. Dit geldt niet voor de gelimiteerde hoeveelheden.

In concreto:

·         Voor de meeste klassen stoffen geldt de eis van gescheiden opslag, tenzij beoordeeld is dat de stoffen niet met elkaar kunnen reageren of zij een vaste stof zijn.

·         Oxiderende en brandbare (reducerende) stoffen dienen altijd in aparte vakken te worden opgeslagen vanwege de kans op redoxreacties (exotherm).

·         Klasse 6.1 stoffen (VP I) moeten in een apart brandcompartiment (op apart vak) worden opgeslagen.

PGS biedt hulp bij inrichten magazijnen
De PGS15 biedt door haar bouwkundige- en installatievoorschriften een programma van eisen op hoofdlijnen voor opslagruimtes voor verpakte gevaarlijke stoffen. Daar zitten echter keuzemogelijkheden in voor bedrijven. Van bepaalde voorschriften kan gemotiveerd worden afgeweken. Bovendien geldt er het gelijkwaardigheidsbeginsel. Dat houdt in dat andere maatregelen kunnen worden getroffen dan in de regels van PGS15 zijn opgenomen. Daarbij moet echter wel een minimaal gelijkwaardige bescherming van het milieu, werknemers en brandveiligheid kunnen worden aangetoond.

Lees meer over opslag gevaarlijke stoffen
Lees meer over de regels voor opslag van verpakte gevaarlijke stoffen binnen het bedrijfsgebouw in het voorgaande artikel. Bekijk hier het stappenplan voor veilige opslag van verpakte gevaarlijke stoffen

Referentie
PGS15 editie december 2012

Afkortingen
ADR                Accord européen relatif au transport
ARIE               Aanvullende risico-inventarisatie en evaluatie
Bevi                Besluit externe veiligheid inrichtingen
BN                  Beschermingsnivea
BRZO             Besluit risico’s zware ongevallen
CLP                Classification, Labelling en Packaging
CMR               Carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen
CPR15            Commissie Preventie van Rampen
GGO               Genetisch gemodificeerde organisme
LQ                   Limited Quantities
MSDS             Material Safety Data Sheet
NPR                Nederlandse praktijk richtlijn
PBZO             Preventiebeleid zware ongevallen
PGS                Publicatiereeks gevaarlijke stoffen
SDS                Safety Data Sheet
SZW               Sociale zaken en werkgelegenheid
VIB                  Veiligheidsinformatieblad
VP                   Verpakkingsgroep
Wabo              Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
WBDBO         Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag
WMS              Wet milieugevaarlijke stoffen

 

Zakboek Gevaarlijke Stoffen

Het zakboek Gevaarlijke stoffen is vooral praktisch van aard. Het behandelt de soorten stoffen die op de werkvloer voorkomen, hoe je ze herkent en welke gevaren kunnen optreden. Er is ook aandacht voor stoffen die door het werk kunnen vrijkomen, zoals lasrook, kwartsstof, asbest en uitlaatgassen.

Gevaarlijke stoffen