Beter om handen te wassen dan te desinfecteren

Beter om handen te wassen dan te desinfecteren

Hygiëne is belangrijk om besmettingen met micro-organismen en bijgevolg het ontstaan van ziektes te voorkómen. In deze tijd met het SARS-CoV-2 virus extreem belangrijk. Gebruik water en zeep om bijvoorbeeld resistentie te voorkomen. Desinfectantia kunnen bovendien ook levende cellen aantasten.

 

Huishoudelijk schoonmaken

Huishoudelijk schoonmaken is daarin het belangrijkste. Door wassen met water en zeep worden de micro-organismen weggevangen. Bij de reiniging moeten dan wel oppervlaktespanning verlagende stoffen worden gebruikt (detergens/zeep).

Huishoudelijk goed schoonmaken van oppervlakken en handen wassen met water en zeep is effectiever dan desinfecteren. Bij desinfectie worden weliswaar micro-organismen grotendeels gedood, maar veranderen de condities waarbij micro-organismen zich voortplanten echter niet. Doordat het aanwezige (huishoudelijke) vuil niet wordt verwijderd, heeft het desinfecteren slechts een beperkte waarde. Binnen korte tijd treedt er weer besmetting op vanuit de lucht of door langslopende mensen en treedt opnieuw groei op.

Het uitgangspunt moet dus zijn: bij voorkeur wassen en schoonmaken met water en zeep. Na een goede reiniging is desinfectie niet nodig. Dat voegt niets extra’s toe.

 

Desinfectie

Als gebruik van water en zeep echt niet kan, bijvoorbeeld bij het betreden van gebouwen of bij gebruik van elektrische apparatuur, dan pas overgaan tot desinfecteren. Door desinfectantia te gebruiken, kunnen micro-organismen een zekere resistentie daartegen opbouwen. Met als gevolg dat het desinfecteren in de tijd steeds minder effectief is.

Omdat desinfectiemiddelen de eigen huidflora aantasten en verschillende desinfectiemiddelen de vetten in de huid oplossen, kunnen bovendien vreemde stoffen gemakkelijker door de huid het lichaam binnendringen.

 

Schadelijke werking desinfectantia

De meeste desinfectantia hebben een vrij aspecifieke werking: zij doden niet alleen micro-organismen, maar hebben ook een schadelijke invloed op andere levende cellen. Die effecten moeten zo veel mogelijk worden voorkómen.

In veel bedrijven wordt momenteel ethanol (ca. 70%) gebruikt als desinfectiemiddel. Ethanol wordt in Nederland als kankerverwekkend (genotoxisch volgens de risicobenadering, dus geen drempelwaarde-effect). Ook wordt ethanol als een reprotoxische (schadelijk voor de voortplanting) stof beschouwd.

Volgens de wetgeving dient het gebruik van deze carcinogene stof zoveel mogelijk te worden voorkomen. Dat is in dit geval ook heel goed mogelijk door, zoals boven aangegeven, in zoveel mogelijk situaties juist niet te desinfecteren maar de hygiëne te bereiken door te nat te reinigen met water en zeep of droog te reinigen met microvezeldoekjes.

Als er per se toch gedesinfecteerd moet worden, dan zou een ander middel gekozen moeten worden dan ethanol. Bijvoorbeeld voor het desinfecteren van handen en oppervlakken isopropanol (of te wel isopropylalcohol vaak afgekort tot IPA). Het kan immers toch niet de bedoeling zijn dat we door het gebruik van ethanol om micro-organismen te bestrijden, we in de toekomst een enorme toename in sterfte door extra kankergevallen gaan krijgen.

 

Soorten desinfectiemiddelen

Op de site van het RIVM zijn de richtlijnen voor desinfectie en de effectiviteit van desinfectiemiddelen voor verschillende soorten micro-organismen te vinden van de voormalige werkgroep infectiepreventie (WIP).

Gebleken is dat de daar genoemde desinfectantia niet altijd voor genoemd doelorganisme werken. Voor de desinfectie database van het BVF-platform (Biologische veiligheidsfunctionarissen) wordt gebruik gemaakt van de kruistabel “The Antimicrobial Spectrum of Disinfectants” van de Iowa State University.

De tabel “Characteristics of Selected Disinfectants” geeft een goed overzicht van de chemische eigenschappen en reactiviteit van verschillende desinfectantia. Via de volgende website is meer informatie te vinden over de geschikte wijze van desinfectie: http://www.cfsph.iastate.edu/Disinfection/index.php

 

In de praktijk wordt voor het desinfecteren van apparatuur en meubilair (werkvlakken) vaak gebruikgemaakt van stoffen als huishoudchloor, waterstofperoxide, quaternaire ammoniumverbindingen. Soms hebben deze bijtende eigenschappen op de materialen, waardoor deze kunnen worden aangetast.

 

Als toch ethanol wordt gebruikt voor desinfectie

Wordt toch gekozen voor ethanol dan gelden hiervoor zware aanvullende registratieverplichtingen conform de arbowetgeving (zie bijlage 1). Naast de verplichting om de mate en de duur van de blootstelling te bepalen en vast te leggen, geldt ook de ingrijpende verplichting om een lijst bij te gehouden van werknemers die hieraan worden of kunnen worden blootgesteld. onder vermelding van de blootstelling die zij hebben ondergaan.

Omdat ethanol ook als reprotoxisch wordt beschouwd, gelden bovendien nog de voor die categorie stoffen aanvullende registratieverplichtingen (zie de bijlage).

 

Blootstelling aan dampen/aerosolen

Als in bepaalde situaties toch nog gedesinfecteerd moet worden, kan men worden blootgesteld aan de dampen daarvan en - als plantenspuiten worden gebruikt - ook aan aerosolen die vervolgens tot een grote verdamping en bijgevolg blootstelling kunnen leiden.

In onderstaande twee plaatjes is het verschil in de concentratie in de ademzone aangegeven wanneer met plantenspuiten een oppervlakte wordt bevochtigd vergeleken met het bevochtigen van dezelfde oppervlakte met behulp van een nat doekje.

 

Gebruik plantenspuiten

  

 

Links: plantenspuit

Rechts: microvezeldoekje

 

Invloed op blootstelling door de positie van de handen ten opzichte van het hoofd

Bij het desinfecteren van de handen bepaalt de positie van de handen t.o.v. het hoofd heel sterk hoe groot de blootstelling aan dampen wordt.

  • Bij een lage positie van de handen (onder de heup): 368 mg/m3.
  • Bij een hoge positie van de handen (op borsthoogte): 921 mg/m3.

Dus scheelt een factor 2,5 in de grootte van de blootstelling!

 

Tot slot

Het advies is om zo min mogelijk te werken met desinfectantia, maar zoveel mogelijk ‘nat’ te reinigen met water-zeepoplossingen of ‘droog’ te reinigen met microvezeldoekjes.

 

 

 

 

Bijlage

 

Wettelijke verplichtingen over registratie gevaarlijke stoffen

 

Arbobesluit art 4.2, 4.13 en 4.15

 

In het Arbobesluit (artikel 4.2 lid 1) wordt gesteld: met betrekking tot de aard van de blootstelling wordt in ieder geval vastgesteld aan welke gevaarlijke stoffen werknemers worden of kunnen worden blootgesteld, wat de gevaren zijn die aan die stoffen zijn verbonden, in welke situaties blootstelling zich kan voordoen en op welke wijze blootstelling kan plaatsvinden. Ook dient de aard, de mate en de duur van die blootstelling te worden beoordeeld teneinde de gevaren voor de werknemers te bepalen.

 

Aanvullend geldt:

2. Met betrekking tot de aard van de blootstelling wordt in ieder geval vastgesteld aan welke gevaarlijke stoffen werknemers worden of kunnen worden blootgesteld, wat de gevaren zijn die aan die stoffen zijn verbonden, in welke situaties blootstelling zich kan voordoen en op welke wijze blootstelling kan plaatsvinden.

3. Met betrekking tot de mate van blootstelling aan gevaarlijke stoffen wordt in ieder geval vastgesteld wat het blootstellingniveau is.

4. Voor het doeltreffend vaststellen van het blootstellingniveau wordt gebruik gemaakt van geschikte, genormaliseerde meetmethodes, dan wel andere voor het doel geschikte meetmethodes of kwantitatieve evaluatiemethodes.

5. Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

a. de informatie over de veiligheid en gezondheid die door de leverancier van een gevaarlijke
stof bij of krachtens wettelijk voorschrift moet worden verstrekt, alsmede de voor de risico-
evaluatie noodzakelijke aanvullende informatie van de leverancier of uit andere gemakkelijk
toegankelijke bronnen;

b. de omstandigheden tijdens werkzaamheden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken,
waaronder begrepen de hoeveelheid gevaarlijke stoffen waaraan werknemers worden of
kunnen worden blootgesteld;

c. de redelijkerwijs voorzienbare gebeurtenissen die kunnen leiden tot een aanzienlijke
toename van de mate van blootstelling ook indien er preventieve maatregelen zijn getroffen;

d. de effectiviteit van de genomen of te nemen preventiemaatregelen;

e. voor zover van toepassing, de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken.

6. Indien sprake is van verschillende gevaarlijke stoffen, wordt de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, gebaseerd op het risico dat die gevaarlijke stoffen in combinatie opleveren.

7. De in het eerste lid bedoelde mate van blootstelling wordt overeenkomstig het vierde lid getoetst aan de voor de betrokken stof vastgestelde grenswaarde.

 

Voor carcinogene en mutagene stoffen geldt een aanvullende registratieplicht waarin moet worden opgenomen (Arbobesluit art. 4.13):

a. de reden waarom het gebruik van een kankerverwekkende stof of het toepassen van een kankerverwekkend proces voor het verrichten van de arbeid strikt noodzakelijk is en vervanging technisch niet uitvoerbaar is;

b. de hoeveelheid van de kankerverwekkende of mutagene stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd of gebruikt dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met de opslag respectievelijk de frequentie waarmee een proces per jaar pleegt te worden toegepast;

c. de soort arbeid die met de kankerverwekkende of mutagene stof pleegt te worden verricht of waarbij het kankerverwekkende proces pleegt te worden toegepast;

d. het aantal werknemers dat aan een kankerverwekkende of mutagene stof of een kankerverwekkend proces pleegt te worden blootgesteld of kan worden blootgesteld;

e. de preventieve maatregelen die zijn genomen om de blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen te voorkomen of te minimaliseren;

f. de persoonlijke beschermingsmiddelen die worden gebruikt bij arbeid waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen;

g. de gevallen waarin kankerverwekkende of mutagene stoffen of kankerverwekkende processen worden vervangen door stoffen of processen waarbij de werknemers niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden blootgesteld.

 

Arbobesluit artikel 4.15. Lijst van werknemers

1. Er wordt een lijst bijgehouden van werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of stoffen die vrijkomen bij een kankerverwekkend proces, onder vermelding van de blootstelling die zij hebben ondergaan.

2. Iedere werknemer heeft recht op inzage in en afschrift van de gegevens die in de lijst, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot hem zijn opgenomen.

 

Voor de ‘voor de voortplanting vergiftige stoffen’ dienen naast de algemene gegevens (zie bovenaan) ook nog de volgende gegevens te worden vastgelegd (Arbobesluit art. 4.2a):

  • de hoeveelheid van de stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd of gebruikt dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met opslag;
  • het aantal werknemers dat arbeid pleegt te verrichten op de arbeidsplaats waar de stof pleegt voor te komen;
  • de vorm van de arbeid die met de stof pleegt te worden verricht.

 

Veelal wordt in het kader van de milieu- of omgevingsvergunning of in het kader van de lozingsvergunning ook een registratie van de aanwezige stoffen gevraagd. Bijzondere aandacht geldt daarvoor de zogenaamde Zeer zorgwekkende stoffen (ZZS-stoffen). Deze registraties kunnen natuurlijk prima gecombineerd worden.

 

Zoekwoorden
Ethanol
corona
Covid-19
bacteriën
virus
handen
Desinfecteren
zeep
hygiëne

Gevaarlijke stoffen